In wat ik geloof :
mijn werk en schoolwerk: Ik weet voor wat ik moet opstaan. Ik moet opstaan voor mijn werk of mijn opleiding.
Genieten: Ik geniet van kleine dingen. ik vind het echt leuk om met vrienden iets te doen. Dit is voor mij ontspannend. Genieten moet iedereen doen, want het leven is zo snel voorbij.
In wie ik geloof:
Mijn ouders en vrienden.
Mijn ouders: Bij hen ben ik opgegroeid. Ze luisterden steeds naar mijn verhaal en gaven mij goede raad.
Mijn vrienden: omdat ik er alles kan tegen vertellen en ze hebben ook een luisterende oor. Ze geven mij ook raad en dat heeft mij zin in het leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten